“Wetenschappers willen vaak snel scoren met gemakzuchtig onderzoek, terwijl bedrijven juist willen weten hoe het écht zit”. Deze verrassende stelling poneerde Pieter Pekelharing onlangs in een artikel op Foodlog1. Pekelharing is een rasechte ondernemer. Zijn bedrijf ontwikkelt en verkoopt probiotica. Dat zijn voedingssupplementen op basis van microörganismen, waarvan beweerd wordt dat ze de darmflora verbeteren en daardoor bijdragen aan een goede gezondheid. Helemaal onomstreden is deze claim niet. In veel studies wordt weliswaar een significant positief effect aangetoond; andere studies laten geen of zelfs een negatief effect zien. In een berucht geworden publicatie uit 2008 bleek zelfs sprake van een verhoogde sterfte onder probiotica-gebruikers. Geen wonder dat Pekelharing wil weten hoe het echt zit en geen genoegen neemt met oppervlakkige studies.
Is de klacht van Pekelharing – wetenschappers doen hap-snap onderzoek om snel te kunnen scoren – exemplarisch voor de gehele wetenschap? Die indruk heb ik gelukkig niet. Al vind ik het niet verwonderlijk dat de ervaring van Pekelharing uit de medische hoek komt. Juist uit deze prestigieuze wereld komen vaker dit soort signalen. Dat is niet zo gek: de de belangen zijn groot, de druk om te leveren is hoog en de sample sizes zijn noodgedwongen klein. Voor John Ioannidis – bekend van zijn geruchtmakende publicatie ‘Why Most Published Research Findings Are False’2 – waren zijn ervaringen in de medische wetenschap aanleiding om de wetenschap zelf langs de maatlat te leggen3. Zijn onderzoek laat zien dat vakgebieden waar de druk om te presteren hoog is, inderdaad extra gevoelig zijn voor problemen op het gebied van bewijsvoering.
Terug naar de stelling van Pekelharing. Hoewel ik dus niet de indruk heb dat de hele wetenschap kampt met de problemen die door hem worden gesignaleerd, herken ik wel een belangrijk punt. Namelijk dat de rolverdeling tussen bedrijfsleven en wetenschap aan het veranderen is. De stereotiepe ondernemer wil vooral snel veel geld verdienen, en de stereotiepe wetenschapper zit in zijn ivoren toren dingen te doen waar niemand op zit te wachten. Toegegeven, dit zijn karikaturen, maar in iedere karikatuur schuilt een kern van waarheid. Als je die twee stereotypen liet samenwerken hoorde je de ondernemer klagen dat het allemaal te lang duurt en te veel geld kost, en hoorde je de wetenschapper mompelen dat er nog zoveel onbeantwoorde vragen zijn. Ongeveer zoals een taxichauffeur die alle mogelijke omwegen kiest en doodlopende straatjes inrijdt onder het motto ‘maar hier zijn we nog niet eerder geweest’, terwijl zijn passagier luidkeels roept dat hij alleen maar van A naar B wil. Deze situatie ligt nu echt achter ons. De passagier wil zelf ook wel eens onbekende wegen inslaan. En de taxichauffeur heeft geleerd wat beter te luisteren naar zijn klant. Het overheidsbeleid heeft de wetenschap immers gedwongen de markt op te gaan en het bedrijfsleven als klant te zien.
De metafoor van de taxirit doet echter zowel wetenschap als bedrijfsleven tekort. De interactie tussen beide is veel complexer dan een simpele klant-leverancier relatie. De wetenschap kent een soort heilige plicht tot onafhankelijkheid, en kan daarom nooit verworden tot “u vraagt, wij draaien”. Tegelijk nemen de R&D-capaciteiten bij bedrijven sterk toe – in ieder geval bij de bedrijven waar ik zelf veel mee te maken heb. Geleidelijk ontstaan er zo twee min of meer gelijkwaardige partners, zij het met verschillende rollen. Partners die elkaar uitdagen en stimuleren, met vragen en ongedachte oplossingen. Ongeveer zoals twee partners op de dansvloer. Samen zijn ze tot dingen in staat die ze alleen niet kunnen.
Bent u al klaar voor de tango?
Clemens Stolk
1) http://www.foodlog.nl/artikel/misdadige-wetenschap/
2) http://journals.plos.org/plosmedicine/article?id=10.1371/journal.pmed.0020124,