“Hoe kan innovatie bijdragen aan een verdere reductie van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater?”. Over deze vraag mocht ik eerder deze maand een lezing geven. Ik heb deze kans met beide handen aangegrepen om mijn ideeën hierover te delen.
De emissies van gewasbeschermingsmiddelen zijn de afgelopen decennia gelukkig fors afgenomen en de waterkwaliteit is sterk verbeterd. Dit is voor een groot deel te danken aan wet- en regelgeving. Toch worden er nog steeds te hoge concentraties gewasbeschermingsmiddelen gevonden in het water. Een willekeurig watermonster in een streek met veel akker- of tuinbouw bevat al snel een stuk of 20 verschillende gewasbeschermingsmiddelen.
Om een verdere verbetering van de waterkwaliteit te realiseren is de afgelopen 15 jaar veel ingezet op voorlichting. Agrariërs krijgen tips over hoe gewasbeschermingsmiddelen zo kunnen worden ingezet dat ze niet terecht komen op plekken waar ze niet thuishoren. Dit soort voorlichting is goed en levert ook zeker winst op. Maar het zijn in mijn ogen wel “end of pipe solutions”: je probeert de milieurisico’s van de inzet van chemische middelen zoveel mogelijk in te perken. In een goede strategie van geïntegreerde gewasbescherming gaat aan de inzet van chemie een reeks andere stappen vooraf, zoals preventie, monitoring van ziekten en plagen, en de inzet van alternatieve bestrijdingsmethoden. Ik ben er van overtuigd dat er in veel teelten in al deze stappen nog veel winst te behalen valt.
Een ander nadeel van een te eenzijdige inzet op voorlichting is dat je afhankelijk bent van de welwillendheid van de agrariër en de mogelijkheden die deze heeft om zijn of haar gedrag aan te passen. Zelf denk ik dat veel telers meer baat hebben bij kant- en klare methoden voor duurzame gewasbescherming, die voor hen goed bruikbaar en economisch rendabel zijn. Als denkrichting wijs ik op het succes van biologische bestrijding van insectenplagen in de teelt van groenten onder glas. Tuinders zijn massaal overgestapt op de inzet van natuurlijke vijanden – niet omdat er een overheid was die hen dat adviseerde, maar domweg omdat biologische bestrijding betere resultaten opleverde.
Ter vergelijking: de overheid heeft jarenlang voorlichtingscampagnes gevoerd voor ‘Het Nieuwe Rijden’. Via gedragsverandering probeerde de overheid de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen terug te dringen. Tegenwoordig word ik op de snelweg steevast ingehaald door Tesla’s. Deze auto’s hebben zelfs geen uitlaat meer. Hier is geen voorlichtingscampagne aan te pas gekomen, wel een hoop lef en innovatie.
In mijn lezing ben ik ingegaan op een top-5 van probleemstoffen in het oppervlaktewater. Per probleemstof heb ik laten zien welke alternatieve mogelijkheden er zijn om de onderliggende ziekten en plagen aan te pakken. Enigszins tot mijn eigen verbazing blijken er in een flink aantal gevallen al marktrijpe oplossingen voorhanden zijn. Veelal worden deze ontwikkeld door innovatieve ondernemers met lef. Wel worstelen veel van deze ontwikkelaars met vragen als: hoe win ik het vertrouwen van de boer? Hoe kom ik aan financiering om te kunnen opschalen en zo de kostprijs te reduceren? Hoe past mijn product in de regelgeving? Kan mijn product een markttoelating krijgen?
In mijn visie kunnen overheden meer doen dan ze vaak denken om deze ondernemers een steuntje in de rug geven. Zodat we binnenkort tot onze eigen verbazing worden ingehaald door de Tesla’s van de gewasbescherming.
Clemens Stolk